De spagaat tussen fundamenteel onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid
Als wetenschappers worden we afgerekend op onze wetenschappelijke prestaties: artikelen in internationale peer-reviewed tijdschriften met zo hoog mogelijke impactfactor, presentaties op internationale conferenties en tussendoor moet er hard worden gewerkt in het lab of achter de computer. Dit alles om die felbegeerde hogere tree op de wetenschappelijke ladder en dat terwijl we ons bevinden in een levensfase waarin we belangrijke sociale keuzes moeten maken rond bijvoorbeeld gezinsvorming en het kopen van een huis.
Valorisatie als toverwoord
Bovenstaande worsteling zal menig jonge gepromoveerde wetenschapper bekend voorkomen. Diezelfde jonge wetenschapper wordt ook nog eens geconfronteerd met een overheid die meent dat doorbraken in de wetenschap op recept komen. Onderzoeksfinanciering wordt steeds meer gereserveerd voor zogenaamd valoriseerbaar onderzoek. Maar wetenschappers weten dat onderzoek niet eenvoudig valt te sturen; doorbraken zitten meestal in een onverwachts hoekje. Een ontdekking op moleculair niveau kan niet altijd en zeker niet direct vertaald worden in een product of toepassing. Toch moet je als onderzoeker meedoen. En dus schrijven onderzoekers hun valorisatieparagraaf met verve: met mogelijke toepassingen in allerlei ziektegebieden geven ze hun onderzoek een maatschappelijk gezicht, in de hoop die beurs binnen te slepen of om dat artikel gepubliceerd te krijgen. Daarmee is maatschappelijke betrokkenheid weinig meer dan een wassen neus, want wat telt uiteindelijk in de rat race om een tenure track of belangrijke beurs? Juist: je H-index. (Zie ook het artikel in NRC over de groteske vormen van de publicatiedrift en een blog over de keerzijde van bibliometrische indicatoren).
Systeemfalen
Succes in de wetenschap vergt enorme inspanningen en maatschappelijke betrokkenheid helpt daarbij niet of nauwelijks. Pogingen ten spijt om naast wetenschappelijke impact ook maatschappelijke impact te meten én mee te laten wegen bij het verstrekken van onderzoeksgelden. Door dit systeemfalen is vooral voor jonge onderzoekers in fundamenteel moleculair en technologisch onderzoek de beloning voor maatschappelijke betrokkenheid bijzonder laag. Dat moet en kan anders. Laten we daarvoor eerst eens naar de doelgroepen van fundamenteel onderzoek kijken.
De relevantie van fundamenteel onderzoek
Dat fundamenteel onderzoek relevant en belangrijk is zal niemand bestrijden. Sterker, in de vormgeving van de topsectoren en bij discussies over valorisatie pleiten vriend en vijand uit zowel de publieke als private hoek om het fundamenteel onderzoek voldoende te blijven financieren. Fundamenteel onderzoek – zo is de redenering – is dan weliswaar niet direct relevant voor patiënten, burgers, zorgprofessionals, instellingen voor gezondheidszorg, ziektekostenverzekeraars, bedrijfsleven en de overheid, het vormt wel de basis voor veel andere kennis. Het vult als het ware onze kennispoel. Vanuit dat perspectief is fundamenteel onderzoek van oudsher slechts direct relevant voor wetenschappelijke peers: les sciences pour les sciences.
Verschuivende rol van fundamenteel onderzoek
Steeds vaker hebben technologische en moleculaire ontwikkelingen consequenties voor beleids- en maatschappelijke vraagstukken. Wat betekent bijvoorbeeld de mogelijkheid van goedkope genoomsequenties voor de gezondheidszorg en hoe moeten we daarmee omgaan? Wat betekent stamceltechnologie voor patiëntveiligheid en welke risico’s vinden we aanvaardbaar? Hoelang kunnen we nog doorgaan met het ontwikkelen van antikankermiddelen die tegen zeer hoge prijzen slechts enkele maanden levensverlenging opleveren? Fundamenteel onderzoekers met specialistische kennis hebben een belangrijke bijdrage te leveren aan de beleidsvraagstukken en maatschappelijke discussies rond dit soort onderwerpen. Zij dienen ervoor te waken dat de feiten een eigen leven gaan leiden en onrealistische verwachtingen ontstaan. Maar zij hebben ook een belangrijke taak om de maatschappelijke overwegingen in de eigen wetenschappelijke kring in te brengen, zodat onderzoeksagenda’s en -prioriteiten kunnen worden afgestemd.
Wat kun je doen?
Wat kun jij doen om je kennis en vaardigheden maatschappelijke impact te geven? Meng je in discussies over onderzoek dat er toe doet, beleidsmatig en maatschappelijk. Er zijn legio manieren om je maatschappelijke betrokkenheid te uiten. Met de komst van sociale media is het er alleen maar makkelijker en ook leuker op geworden. Zo zijn er wetenschappers die een blog bijhouden om de kloof tussen wetenschap en maatschappij te dichten: wetenschapper 2.0. Als dat teveel tijd kost kun je altijd nog een microblog bijhouden via twitter, een razendsnel medium om ervaringen en meningen te delen met een breed publiek. Een andere manier is JongGR, de jonge Gezondheidsraad. JongGR is een netwerk van jonge wetenschappers in het gezondheidsonderzoek (of gezondheidgerelateerde domeinen als ethiek en recht). Online en in bijeenkomsten worden de maatschappelijke consequenties van wetenschappelijke ontwikkelingen bediscussieerd, er worden contacten gelegd met beleidsmakers en er vindt kruisbestuiving plaats met de Gezondheidsraad. Hoewel jongGR zich nog in de pilotfase bevindt, is nu al duidelijk dat het jonge onderzoekers inspiratie geeft om te discussiëren met collega’s uit andere disciplines, dat het waardevolle contacten en informatie oplevert voor beleidsmakers en dat het de Gezondheidsraad toegang biedt tot enthousiast nieuw bloed.
Maatschappelijke dienstplicht
JongGR, bloggen en twitteren zullen je H-index niet verhogen. Deze en andere vormen van maatschappelijke betrokkenheid betalen zich terug in onverwachtse ontmoetingen, potentiële samenwerkingspartners en verrassende reacties op de kennis en ervaringen die je deelt. Inspiratie voor jou dus, en tegelijkertijd is de samenleving je dankbaar voor het delen van je waardevolle kennis. In onze huidige netwerksamenleving kan iedereen participeren en is het delen van kennis makkelijk en laagdrempelig. Ook fundamenteel onderzoekers hebben de maatschappelijke plicht bij te dragen aan de publieke discussie over wetenschap en haar toepassingen. Worden zij immers niet gefinancierd uit publieke middelen?